Kerfonse Kanté groeide op in Guinea, een land aan de West-Afrikaanse kust. "Mijn jeugd was fijn. Urenlang speelde ik samen met de andere kinderen uit ons dorp, veel hadden we niet nodig. Mijn vader was een bekende West-Afrikaanse gitarist. Mijn moeder was actrice, ze speelde in een serie die bij ons op tv kwam. Ik had altijd veel bewondering voor ze. Het was mijn passie om architect te worden en daar heb ik ook voor geleerd. Toch bleef mijn vader me altijd stimuleren om ook troubadour te worden. Helaas zijn mijn ouders allebei vroeg overleden en bleef ik samen met mijn twee jongere broers achter.”
“Toen ik 21 jaar was, brak in twee buurlanden oorlog uit. Rebellen staken de grens over en plunderden ons dorp. Samen met andere dorpsgenoten werd ik twee weken gevangengehouden. Omdat ik muziek maakte, vroegen de rebellen mij om de kinderen rustig te houden. Alleen, toen de regering ons dorp bevrijdde, dachten ze daardoor dat ik bij de rebellen hoorde. Ze namen me mee naar een gevangenis, waar ik hoorde dat ik misschien geëxecuteerd zou worden.”
“Ik zat in een cel met iemand die toevallig ook Kerfonse heette. Hij vertelde dat zijn vader een belangrijke militair was die hem uit de gevangenis zou halen. Door een speling van het lot belandde die andere Kerfonse in een aparte cel en werd ik voor hem aangezien. Ik werd uit mijn cel bevrijd en op een boot gezet met een briefje van 100 dollar. Toen ik na twee weken van de boot stapte, had ik geen idee in welk land ik was. Het leek wel een film.”
“Inmiddels zijn we 20 jaar verder en heb ik na mijn aankomst in de haven van Rotterdam een leven opgebouwd in Venlo. Dat ging niet zonder slag of stoot. Ik heb negen jaar in verschillende asielzoekerscentra in Nederland doorgebracht. Negen jaar van mijn leven waarin ik geen baan kon krijgen, opleiding mocht volgen of een huis kon zoeken. Negen jaar in onzekerheid, met mensen van allerlei culturen op een hoopje. Ongeveer 80% van de mensen die ik nog ken uit die tijd, is nu depressief.”
“Het is moeilijk aan te tonen, maar je wordt als zwart persoon nog altijd gediscrimineerd door Europese overheden en ambassades. Ik ken veel mensen die hiermee te maken hebben gehad. Zelf heb ik het ook vaak meegemaakt. Een ambtenaar weigerde bijvoorbeeld de aangifte van mijn zoon in behandeling te nemen, omdat ik volgens hem geen Nederlander was. En dat, terwijl ik alle juiste papieren bij me had. Ik vind dat niet kunnen. Iedereen heeft zich te houden aan de wet. Het is niet oké om je eigen wetten en regels op te stellen.”
“Gelukkig is het mij gelukt om ondanks alles positief te blijven. Om vol te houden en te blijven vechten voor mijn rechten. Die levenshouding heb ik aan mijn ouders te danken. En aan mijn muziek, want ik heb in die eerste periode in Nederland veel teksten geschreven. Ik heb bovendien hulp gehad van lieve mensen buiten het asielzoekerscentrum, ook in Venlo. Zo raakte ik bevriend met een vrouw uit Hout-Blerick die mij hielp om Nederlands te leren. Ik leerde toffe muzikanten uit Venlo kennen en heb als vrijwilliger percussieworkshops gegeven op basisscholen. Zo kwam ik ook in aanraking met Cultuurpad, waarvoor ik trommelworkshops heb verzorgd. Ook Grenswerk heeft mij geholpen bij het presenteren van mijn debuutalbum.”
“Toen ik in 2009 mijn verblijfsvergunning kreeg, kon ik het contact herstellen met mijn familie. Ik ben even terug geweest in West-Afrika, waar ik mijn huidige vrouw leerde kennen. Zij werkte daar voor Artsen Zonder Grenzen, maar is na een paar jaar met mij samen in Venlo komen wonen. We zijn momenteel in verwachting van ons tweede kindje. Mijn tweede muziekalbum is ook bijna klaar, maar ik wacht met toeren tot ons kindje geboren is. Met mijn album wil ik de cultuur in Venlo naar een hoger niveau tillen. Ik wil Venlo laten kennismaken met de muziek waar ik mee ben opgegroeid. In mijn liedjes gaat het over mijn eigen verhaal, maar ook over de rechten van de vrouw. In Afrika vindt nog steeds veel geweld tegen vrouwen plaats en dat moet stoppen. Hopelijk kan ik daar met mijn muziek aandacht voor vragen.”