“A: Ik heb die nieuwsgierigheid nog steeds. Het zit in je. Avontuur.
C: Het opzoeken van het ongewisse, weg uit het vertrouwde.”
Armando (1929 – 2018) is een onnavolgbare duizendpoot, zoveel is zeker. Hij schilderde, tekende, boetseerde, maakte muziek, verhalen, gedichten, sketches, absurdistische tv-satire en documentaires. Hij bleef zichzelf zijn leven lang ontwikkelen, zijn leven lang gedreven door een tomeloze nieuwsgierigheid en maakdrang. Al zijn werk is direct of indirect terug te herleiden tot de thematiek van de tragiek van de mens. Een thema dat hem van zijn kindertijd tot aan zijn dood in 2018 bezighield. Hij groeide op tijdens de Tweede Wereldoorlog en speelde vaak in de bossen rond het voormalig Kamp Amersfoort. Daar was hij meerdere keren getuige van executies en ander oorlogsgeweld. Ervaringen die diepe sporen in hem hebben achtergelaten, en die hem ook op het spoor van zijn levenslange beeldende zoektocht hebben gezet.
De tentoonstelling Armando: door de ogen van een vriend is nog tot en met 3 september bij museum van Bommel van Dam te zien en biedt aan de hand van 32 werken een persoonlijke inkijk in het werk en leven van Armando. De tentoonstelling is chronologisch opgebouwd en neemt je vanaf Armando’s vroege tekeningen mee tot aan de werken die hij vlak voor zijn dood maakte. Grote beschilderde doeken overheersen de ruimte op een prettige manier. Daarnaast zijn er sculpturen, video’s, tekeningen en persoonlijke teksten te bewonderen. Ongeveer de helft van de werken komt uit eigen collectie, te danken aan het echtpaar Maarten en Reina van Bommel – van Dam, die al vanaf de jaren vijftig een aantal vroege werken van Armando aankochten en gedurende hun leven een band met hem onderhielden.
Aanleiding voor deze tentoonstelling is de vijfde sterfdag van Armando en het recent verschenen boek Ik bel je wel als ik dood ben van Armando’s levensvriend en ‘partner in crime’ Cherry Duyns. Het boek is een bundeling van 21 gesprekken met Armando, die in de laatste zeven jaar van Armando’s leven plaatsvonden. Het is Duyns’ liefdevolle ode aan Armando. Flarden van deze gesprekken zijn op verschillende plekken aangebracht in de tentoonstelling. Een toevoeging, als je het mij vraagt. De gesprekken geven een mooi beeld van wie Armando als mens was en van hoe hij zelf tegen zijn werk aankeek. Bovenal is het een intiem verslag van de bewondering die Duyns had voor Armando als mens en als kunstenaar.
Hoewel ik een achtergrond in de kunst heb, is Armando mij niet zo bekend. Wellicht omdat schilderen niet het medium is waar ik me mee bezighoud, en dat is toch waar Armando het meest bekend door is geworden. Zijn grote, expressieve schilderdoeken, in voornamelijk wit en zwart met her en der wat rood, vullen moeiteloos de ruimte met hun aanwezigheid. Ze vullen die zowel met rust, als met een bepaalde spanning. Ze hebben iets wringends en ze dwingen mijn ogen tot kijken.
De term ‘schuldige landschappen’, die door Armando werd gemunt, staat me dan wel weer goed bij. De monumentale landschappen op de grote achterwand in de zaal zijn hier het toonbeeld van. Ik vind het Armando's meest interessante werken. Ze stammen uit de periode dat Armando in Berlijn ging werken, nota bene in het voormalig atelier van Arno Breker, een kunstenaar wiens werk favoriet was in de Nazitijd. Dat atelier is als een schuldige plek, in een schuldige stad. Te midden van het gewoel van het naoorlogse Berlijn, schildert Armando deze beroemde, ietwat naargeestige landschappen; landschappen die uit zijn herinnering lijken op te doemen.
Ik heb me altijd verwonderd over die term, schuldige landschappen. Hoe zou Armando dat bedoeld hebben? Ik stel me voor dat hij misschien de verschrikkelijke oorlogsdaden, waar hij als kind getuige van was, niet kon rijmen met de rust en pracht van de landschappen waarin deze gebeurtenissen plaatsvonden. Maar maakt dit de landschappen niet eerder slachtoffer dan dader? Misschien zag hij het landschap als medeplichtig. De gruweldaden konden plaatsvinden, omdat het bos er beschutting aan bood, en de dader niet verraadde.
De extracten uit de dialogen tussen Armando en Cherry Duyns zijn goed gekozen. Ze geven steeds iets weg van Armando’s persoonlijkheid en van de chemie tussen Armando en Duyns, waardoor het lijkt of je beide intellectuelen toch steeds een beetje beter leert kennen. Zo leer ik dat Armando, ondanks het feit dat hij zijn werk zelf heel serieus nam, zich wel bewust was van het feit dat ‘niemand op zijn werk zat te wachten’, en dat je als kunstenaar ‘mazzel hebt als iemand er iets in ziet en het wil kopen’. Ook blijkt uit een gesprek dat hij de Nederlandse Nul-beweging, waar hij begin jaren zestig deel van uitmaakte, al snel helemaal niet meer interessant vond. Hij vond het ‘een logische ontwikkeling’ dat hij erop uit was gekomen, maar vond er al snel niks meer aan toen hij er eenmaal middenin zat. Hij was ‘een geraamte van zichzelf’ gevonden, vond hij.
Een andere interessante opmerking deed hij over zijn thematiek. Zo vertelt hij zijn vriend Cherry dat hij niet zozeer de Tweede Wereldoorlog of zelfs maar oorlog als thema onderzocht in zijn werk, maar dat eerder ‘de tragiek van de mens’ hem mateloos fascineerde: ‘Het is niet alleen de Tweede Wereldoorlog, die ik toevallig heb moeten meemaken. Ik heb het over de oorlogen van alle tijden, en die zullen er altijd zijn. Kaïn sloeg Abel al dood, daar begon het mee… dat is nu juist het leuke…’. In een ander gesprek stelt hij zichzelf de vraag: ‘Waar bemoei ik me mee?’, waarmee hij zich afvraagt wat hij als schilder toevoegt aan de wereld en wat het voor verschil maakt of hij iets wel of niet schildert. Het is knap hoe hij deze uitersten -de tomeloze en bloedserieuze drift om te maken en onderzoeken enerzijds, en het vermogen om zijn eigen nietigheid als mens en kunstenaar in te zien anderzijds - wist te verenigen. Een gouden formule.
Het lijkt of Armando zijn hele leven op zoek was naar scherven uit zijn verleden. Naarstig zoekend naar restjes van zijn herinneringen, in een poging ze te vangen of te begrijpen, ze te accepteren, misschien. Lange tijd ging het verhaal rond dat Armando als kind in een gevecht tussen leven of dood met een Duitse soldaat terechtkwam en dat hij de soldaat toen, uit zelfverdediging, heeft gedood. Armando was er nooit heel duidelijk over wat er nu precies was gebeurd tussen hem en de soldaat, maar Duyns vraagt door in de gesprekken en uiteindelijk geeft Armando toe dat hij de soldaat heeft gedood. Een herinnering die hem waarschijnlijk levenslang is blijven achtervolgen en die hem ook altijd heeft laten nadenken over de vraag: wanneer is iemand slachtoffer, en wanneer dader? Dit kwam bijvoorbeeld tot uiting in de talloze gesprekken die hij voerde met Duitse mensen, soms ook ex-militairen, gedurende zijn leven in Duitsland. Zo nodigde hij bewust Duitse ex-militairen uit voor openingen en hij ging altijd het gesprek met ze aan, nieuwsgierig naar hun mening, naar wie ze als mens waren. Nieuwsgierig naar in welke mate ze dader en in welke mate ze slachtoffer waren.
Over de laatste periode in Armando’s oeuvre zijn de meningen verdeeld. Sommige critici vinden dat hij zijn beste tijd had gehad en dat hij beter eerder had kunnen stoppen. Armando werd zelf ook kritisch op zijn werk en hij heeft aan het eind van zijn leven nog een hoop werken vernietigd, omdat hij niet wilde dat ze deel zouden uitmaken van zijn nalatenschap. Ik vraag me echter af, waarom het erg is als een schilder een periode heeft waarin hij minder goed werk maakt. Die focus altijd op dat was goed is, legt zo’n druk op kunstenaars. Ik begrijp het streven naar en het belang van het maken van goed werk, maar daarnaast mag er ook erkenning zijn voor de werken die niet aan het stempel ‘goed’ voldoen. En die mogen wat mij betreft ook juist getoond worden. Ze zijn immers onderdeel van het verhaal en maken een iconisch kunstenaar als Armando ook menselijker, gelaagder, minder eendimensionaal. Wat dat betreft past het in deze tentoonstelling, die toch vooral een zo volledig en menselijk mogelijk beeld van de kunstenaar wil geven, dat ook Armando’s latere werk veel ruimte krijgt.
Naast Armando: door de ogen van een vriend is nog tot en met 2 juli 2023 de tentoonstelling Femina Ludens van video- en performancekunstenaar Kitty Maria te zien bij museum van Bommel van Dam. In haar eerste museale solotentoonstelling onderzoekt Kitty Maria op een kritische en soms humoristische manier automatisering op de werkplek. Aan de hand van video’s, performances, sculpturen en installaties eist ze ruimte op voor experiment, spel en feminisme in normaal gesproken door economie gedreven omgevingen. Ten slotte toont museum van Bommel van Dam de collectiepresentatieLotgenoten, waarbij telkens het toeval de wisselende selectie kunstwerken bepaalt die te zien is.
Voor liefhebbers van Armando is wellicht ook de huidige tentoonstelling bij Galerie Wilms interessant, waar nog tot en met 13 mei 2023 werken van kunstschilder Ronald Zuurmond te zien zijn, samen met het werk van veelbelovend fotografisch kunstenaar Julie van der Vaart. Net als Armando, wordt Zuurmond geraakt door de tragiek van de mens en weet hij de grimmige sfeer van maatschappelijke onmenselijkheden te vangen in dikke lagen verf, waar in het donker, als je goed kijkt, juist oneindig veel zichtbaar wordt.
Met dank aan curator James Hannan en Cleo Schatorjé van museum van Bommel van Dam
Over de schrijver
Renée Verberne
Renée Verberne is kunstenaar, schrijver en fotograaf. Schrijven maakt voor haar ook onderdeel uit van haar kunstenaarschap. Net als via beelden, onderzoekt ze via taal haar verlangen te verdwijnen in de natuur. In essays, verhalen, blogs en artikelen probeert ze haar gedachten over de mens en de wereld te duiden en te ordenen.
Ze werkt daarnaast voor opdrachtgevers in de culturele, sociale en natuurlijke gezondheidssector.